blok-oranje-rood

De coupe van Arthur Isselmans moeder staat nog altijd op mijn netvlies

blok-oranje-rood

Merkwaardig hoe het geheugen werkt. Speel je jarenlang bij een club, en wat je van die tijd vooral nog bijstaat is niet het voetbal maar de zaken die toen triviaal leken. 

Een telefoonnummer. Dat moet ik toelichten. Jarenlang hebben mijn dochters me aangekeken alsof ik de grootste idioot was omdat ik mijn eigen nummer niet kon onthouden. “Ja”, zei ik dan, “maar het nummer van mijn eerste voetbalvriendje weet ik nog wel. Zó idioot kan ik niet zijn.”

Dat zit zo. Als pupil moest ik steeds hetzelfde vriendje bellen als er weer eens wedstrijd was afgelast. Toen ik hem een paar jaar geleden op het eerste Oude Rottentoernooi tegen het lijf liep, heb ik het gecheckt. “Nog steeds, mijn moeders nummer”, riep Arthur Isselman. Van het voetbal uit die jaren weet ik niet veel meer. De coupe van zijn moeder kan ik me nog wel herinneren. Stiekem vond ik Arthurs moeder een hele mooie vrouw.

Ons eigen herfsttoernooi. Werden we gediskwalificeerd omdat Peter Kiezebrink meespeelde. Kies was net daarvoor naar Den Haag verhuisd omdat zijn moeder een nieuwe liefde had. We hadden met de arme Kies te doen. Het was vakantie, hij had zijn tenue bewaard en was in Zutphen, dus Kies deed natuurlijk mee met de D1. Tot die diskwalificatie dus. De toernooileiding was onverbiddelijk: wij raakten onze punten kwijt en Kies mocht niet meer meedoen. Het was de eerste keer dat ik voelde wat groot onrecht was.

De tv van Marcel. Die zat op de vrije school. Nu was dat nog in de tijd dat Zutphense antroposofen een zeldzame verschijning waren. Bij een christelijke club als W’SSS hadden ze helemaal niets te zoeken. Maar Marcel woonde om de hoek van het veld, kon aardig voetballen al was hij wel een beetje traag. Jarenlang heb ik gedacht dat antroposofen zich nergens druk over maakten en dat ie daarom niet vooruit te branden was, maar dat terzijde. Eén keer was ik bij hem thuis. Hij woonde bij zijn vader. Die vond tv kijken slecht, dus een toestel hadden ze niet. Later vertelde Marcel dat de tv in een kast stond. Wat schijnheilig betekende wist ik toen nog niet, ik kan me nog wel herinneren dat ik het allemaal maar vreemd vond.

De herinnering aan de kopgoal die ik ooit maakte. Of liever gezegd aan het meisje dat naast het doel stond toen ik dat doelpunt maakte. Van het doelpunt zelf weet ik namelijk niets meer. Haar liefdevolle blik toen ik scoorde kan ik dromen. Anouk, heette ze. Ik zou met Anouk gaan, dat kon niet meer misgaan. Niet veel later bleek dat ze daar voor onze keeper Martijn Algra stond. Als ik iemand hoor zeggen dat “vrouwen nu eenmaal niet te vertrouwen zijn”, moet ik nog steeds aan Anouk denken.

Zo zijn er meer jeugdherinneringen die niets met het voetbal zelf te maken hebben. Gebeurtenissen die zich toen gewoon voordeden, maar zo’n indruk hebben achtergelaten dat ze ergens op mijn harde schijf zijn beland en soms ineens oppoppen als je weer voor zo’n kruispunt in het leven staat. Al voetballend komen de grote thema’s in het leven allemaal vanzelf een keer voorbij. Ze blijven je de rest van je leven achtervolgen.

Zoals de uitwisseling naar Watford. Wat me vooral is bijgebleven: het gezicht van de Engelse winkeleigenaar toen we met zijn allen naar binnengingen en de shop leegroofden. De slechte karma heeft me nog jaren achtervolgd.

Het vriendinnetje van Frans Geschiere. Of eigenlijk zijn knappe ex, al wist ik niet helemaal zeker of het echt uit was. Kon ik het wel of niet maken een poging bij Monika te wagen of verraadde ik dan een teamgenoot?

Het loopje van Wim Bleumink. Om het seizoen kwam hij ons team versterken. Wim was een jaar ouder. Onvermoeibaar op het middenveld, maar vooral een jochie met een brutale twinkeling in zijn ogen. Maar wat ik me het beste kan herinneren: zijn loopje. Hij liep als hinde, met zijn handen een beetje achter zich. Later kwam ik hem weer tegen als scheidsrechter op het Oude Rottentoernooi. Hij liep nog steeds zo. Nog steeds die twinkeling, nog steeds onvermoeibaar, zo leek het. Wat een verlies dat hij er niet meer is.

Die foto in de kantine. Ik was net een paar weken bij de club toen er een groot sporttoernooi werd georganiseerd. De club bestond zoveel jaar. Op het einde had Arthur net wat meer punten bij elkaar had gesprokkeld omdat hij zo belachelijk hard kon lopen. Op de clubfoto die toen werd gemaakt stond hij vooraan met een enorme beker. Ik stond naast hem. Jarenlang stond die foto in de kantine. Mijn god wat was ik jaloers. 

Hans Faber

(Lid van Wilhelmina SSS van 1973 tot 1991)

[block id=”16399″]

Vind ik leuk 0