blok-oranje-rood

Zelfs van de meest slechte trainer leer je nog

blok-oranje-rood

Jong en oud. Iedereen die voetbalt of heeft gevoetbald heeft trainers gehad. Oké, het vijfde gevoel had natuurlijk geen trainer nodig met zo’n verzameling aan natuurtalenten. Maar geloof het of niet, ook deze toppers hebben in hun jonge jaren gebruik gemaakt van trainers.

Het mooie is dat iedereen zich wel één of meerdere trainers kan herinneren. Dat kan zijn van een gedwongen vader tot aan een zwaar overbetaalde selectietrainer. Trainers komen voor in vele soorten, maten en vormen. Zo heb je goede trainers, slechte trainers, kleine trainers, grote trainers, dikke trainers, dunne trainers, serieuze trainers, lollige trainers, gediplomeerde trainers en ik doe maar wat trainers. En daarnaast waarschijnlijk nog veel meer variaties.

Maar al deze (vaak) mannen hebben allemaal één ding gemeen. Wat en hoe ze het ook doen of gedaan hebben, van al deze trainers heeft iedereen wel iets opgestoken. Hoe het moet, of hoe het niet moet. Hoe het hoort, of hoe het niet hoort etc. Persoonlijk had ik als trainers (en ik mis er zeker nog een paar) o.a. Eric Hoff, Gerrit Aarnoudse, Joop Peters, Gerrit Loor, Evert Koster, Simon Tromp, Arjen Sietsma, Hans Lenselink, Gerrit Mooi, Ap Fleming, Henk van Norel en Reint de Haan. Helaas niet allemaal meer in leven. De ene was goed in het technische gedeelte. De ander had het tactische meer onder de knie. Weer een ander wist heel goed een team te smeden maar er waren er ook een paar waarbij ik altijd heb gedacht dat zij hun trainerspapiertje gratis bij een slof sigaretten gekregen hadden.

Een groot deel van mijn trainers waren echte clubjongens en hoe ouder je werd of hoe hoger je kwam, hoe meer externe jongens je tegenkwam. De trainingen vonden, oké in mijn tijd dan, allemaal plaats op een gedeelte van het trainingspostzegeltje op Het Helbergen. Als je daar een lange bal gaf was je twee teams verder of kon je de bal uit een tuin op De Waarden terugvragen. Dat hadden al deze trainers zeker gemeen. Allemaal moesten ze kunnen omgaan met een extreem klein en slecht trainingsveldje.

Bij de één was elke training weer lachen/gieren/brullen, waar je bij een ander je het snot voor de ogen liep tijdens een Coopertest. Bij sommigen deed je veel parcours-jes waarbij je over poortjes moest springen of eronderdoor moest kruipen (die dingen ben ik trouwens nooit in een wedstrijd tegengekomen), of deed je kruiwagentje of een tik spelletje. En bij de echte sadisten startte je het seizoen steevast met (had ik nu mijn vakantie maar anders geregeld) loopwerk zonder bal in de bossen bij Veldhoek. Weer anderen leerden je in de lijn van Wiel Corver wat je met een bal kon of lieten je merken wat je er allemaal niet mee kon. En weer anderen deden al een soort van positiespelletjes en vooral afrondoefeningen. De ene vond je een toffe gast en behoort nog steeds tot je favoriete trainers, terwijl bij een ander je in principe z’n bloed wel kon drinken. De ene training vond je fantastisch en de ander echt zonde van je tijd. Kortom van alles wat.

Ik ben nu zelf inmiddels alweer een flink aantal jaartjes trainer. Gestart als die echte clubjongen, maar daarna ook als externe voorbijganger aan de slag gegaan. En hoewel je heel veel mooie oefenstof van het internet kunt plukken, heb ik denk ik toch nog steeds het meeste opgestoken van al mijn oud-trainers. Hoe ga je met een team om? Hoe houd je de aandacht vast? Hoe houd je het leuk en spannend? Hoe ga je met individuele teleurstellingen om maar ook hoe bouw je een team? En dat betekent dus ook dat je soms de oefenstof of visie van een oud-trainer gewoon helemaal moet omdraaien. Bij mij zul je dus geen zinloos duurloop werk zien en gebeurt alles in principe kort en met de bal. Maar bovenal moet voetbal en dus ook het trainen leuk zijn. En gelukkig heeft het overgrote deel van de hiervoor genoemde mannen dat gelukkig overgebracht.

Mark Mol

(lid geworden in 1976 van Wilhelmina SSS en sinds 2020 weer actief helemaal terug)

[block id=”16399″]

[gap]

Vind ik leuk 0