blok-oranje-rood

Die goede oude tijd… Piki pulang lakas

blok-oranje-rood

Mijn ome Gerrit was een hele lieve man, maar als hij even de kans kreeg zette ie een boom over Indië op. Daar had hij als jonge soldaat een tijd gezeten. Het was warm en heftig in Indië, maar waarom het precies zo heftig was heb ik niet onthouden. Piki pulang lakas weet ik nog wel. Dat riepen de Indonesiërs altijd tegen ome Gerrit en zijn maten. “Sodemieter op paardenlul”, betekende dat volgens mijn oom. Ik dacht altijd aan babi pangang van de Chinees.

Als kleine jongen werd ik gek van dat gelul over vroeger in Indië, maar het maakte wel indruk. ’s Nachts droomde ik van een hevig zwetende ome Gerrit met haar en korte broek in de jungle die pogingen deed z’n sokken droog te houden.

Elke week als ik de column op deze plek lees bekruipt me een enorm ome Gerrit gevoel. Over vriendschap, voetbal, Wilhelmina SSS moest het gaan, vertelde Ruud Janssen Venneboer toen hij het idee van de column in de groep gooide. Maar elke week ruik ik weer de geur van de doorgekookte groente van mijn moeder als ik de site openklik. Die goede oude tijd. 

Ik geef toe, zelf doe ik er ook aan mee. Ruud is onweerstaanbaar. Het is onmogelijk je niet te laten meeslepen als de man ergens enthousiast over is. Opeens weet ik ook waarom sommige jongens ‘m vroeger ‘Moeke’ noemden. Schrijf je opeens ook padvindersverhalen over broederschap en andere flauwekul.

De waarheid is dat ik niet wist hoe snel ik uit Zutphen moest vertrekken. Zo snel dat ik me niet eens mijn laatste wedstrijd voor Wilhelmina SSS kan herinneren. Wel weet ik nog dat ik weer eens werd uitgelachen als ik vertelde dat die S-en voor ‘sport staalt spieren’ stonden. Dat klonk iets te Arisch in de oren van mijn vrienden van het Stedelijk Lyceum met hanenkammen en legerboots. 

Wilhelmina SSS, dat was een modderpoel waar je twee keer per week doorheen mocht rollen. De klei van het trainingsveld hing dagen in onze badkamer waar de wasmachine stond. Het was de penetrante lucht van frikandellen op zaterdag in de kantine. Frikandellen die ik nooit heb gegeten – toen had ik het geld niet, nu weet ik wat er inzit. 

Op het pinksterkamp met de pupillen zat ik aan een lange tafel. Avondeten. Opeens werd iedereen stil. Alsof ze met z’n allen hadden afgesproken met gesloten ogen iets te mompelen zonder mij erin te kennen. Later vertelde mijn moeder dat christelijke mensen bidden voor het eten. Ik voelde me vooral buitengesloten. Christelijke mensen voetbalden ook niet op zondag, behalve als ze voor een regionaal selectieteam speelden. Dan mocht het vreemd genoeg opeens wel van god.

Toen ik op mijn 18e Zutphen verliet was het een armzalig zooitje. Als je het ook maar waagde één stap op het eerste veld te zetten, kreeg je de terreinknecht achter je aan die het veld bespeelbaar probeerde te houden. Dat lukte ‘m altijd maar een half seizoen, daarna maakte het gras plaats voor vette rivierklei. Zelfs Zutphania had betere velden.

Een paar maanden geleden las ik een verhaal van een designjournalist over mijn geboortestad. Ze was gevallen voor de charme van de stad. Opeens wil iedereen naar dat Hanzestadje verhuizen. Het duurt niet lang meer voordat voetbalouders in het clubhuis van de plaatselijke FC een latte met sojamelk en een groentewrap bestellen en tijdens de wedstrijd van de jongste de zaterdageditie van NRC Handelsblad openslaan.

Die goede oude tijd. Piki pulang lakas.

Hans Faber

(Lid van Wilhelmina SSS van 1973 tot 1991)

[block id=”16399″]

Vind ik leuk 1